Van 1880 tot 1956 waren de Fransen in Tunesië de baas, en dat merk je nog steeds in de wijn: veel Zuid-Franse druiven hier. De helft van de wijngaarden is beplant met carignan, verder is er veel cinsault en syrah.
En al zijn er veel minder wijngaarden dan in de tijd van de Franse overheersing, nog maar een vijfde van de 50.000 hectare toen, in ieder geval hier op Kurubis laten ze ons proeven dat Tunesië een spannend wijnland is.
Syrah is hier peperig als immer, met dat mooie koele dat hij zelden heeft, en aan de noordelijke Rhône doet denken.
Marselan is minder wereldwijd succesvol. Een kruising tussen cabernet sauvignon en grenache, in 1961 aan elkaar voorgesteld door Paul Truel, druivengoochelaar te Marseillan in de Languedoc, vandaar de naam. In goede gevallen proef je het kersenfruit van voorouder grenache en de voorname cassis van cabernet. Hier ruiken en proeven we ook leer, zoals in nieuwe schoenen en cabernetfamilielid merlot.
Blind geproefd zouden we nooit Tunesië raden, maar het zoeken in Zuidwest-Frankrijk - st-émilion, cahors - en dan in de war raken doordat de syrah ons aan Noord-Rhône doet denken.
Geen keurmerken op het etiket, maar ze werken hier behoorlijk biologisch en duurzaam. En doen ook verder met succes hun best om te laten proeven dat wijnland Tunesië het ontdekken waard is.