Witte druif uit SAVOIE. Voor zover men überhaupt van de druiven van Savoie gehoord heeft, is jacquère waarschijnlijk het bekendst, want daar is het meest van, maar liefst zo’n duizend hectare. Allemaal in Savoie, plus een enkele verdwaalde stok in het Rhônegebiedje Condrieu. En dat is fijn, want er kan heerlijk wit van worden gemaakt. Bronwaterfris. Gebottelde berglucht. Het voorjaar in een fles. En meer soortgelijk vrolijks is er over jacquère gezegd. Zelfs de meest nuchtere druivenprofessor schrijft poëtisch dat de wijn van jacquère fris en koel als Alpenberglucht is. Ook de wijnboer is er blij mee, want de druif is heel productief, en veel druiven per stok betekent veel flessen om te verkopen. Jacquère
wordt dan ook wel robinet genoemd, tapkraan. Al is streng SNOEIEN zoals altijd beter voor de kwaliteit. Jacquère stamt af van oermoeder GOUAIS, iets wat niet veel wijzer maakt, want dat geldt voor ongeveer de helft van de wijndruivenpopulatie. Naaste familieleden zijn zeer obscuur, hij is niet verwant aan enige beetje algemeen bekende druif. De wijn ervan roept dus de dichter in de drinker wakker, maar prozaïscher gezegd heeft hij een pittige frisheid als SAUVIGNON, maar dan subtieler en bedeesder, niet zo assertief opdringerig, en meer geurend naar bloesem dan gemaaid gras. Veruit de fijnste wordt gemaakt door de gebroeders Giachino.