De honkvastheid van de verdejo had ‘m bijna zijn kop gekost. De druif speelde al meer dan duizend jaar een thuiswedstrijd in Rueda, in het noordwesten van Spanje, maar deed dat puur op routine. Wat hij daar presteerde was dan ook niet erg spectaculair. De lokale bevolking toonde zich echter tevreden met de simpele, vrij neutraal smakende witte wijn die vaak wat oxidatief van stijl was. Niet dat dat laatste nu altijd de bedoeling was van de wijnmaker, maar een van de minder plezierige eigenschappen van de verdejo is dat hij nu eenmaal erg gevoelig is voor zuurstof. En dat was een ingrediënt dat in ruime mate aanwezig was in de tijden van het ouderwetse wijn maken.
Er werd midden op de snikhete dag geplukt in plaats van in de koelte van de vroege morgen. Bovendien werd er geen haast gemaakt om de net geplukte druiven in de wijnmakerij te krijgen, waar ook nog eens luchtdoorlatend eikenhout wachtte in plaats van niet ademend roestvrij staal. Erg veel ambitie om het eens buiten de grenzen van Rueda te proberen had de druif ook niet.
Wijnmakers in het nabijgelegen Toro en Cigales gingen wel eens met ‘m aan de slag, maar tot groot gejuich leidde deze immigratie evenmin. Uiteindelijk zorgde het schier uitsterven van de druif voor een revival. Nadat door phylloxera, de vermaledijde druifluis die eind 19e huishield in de Europese wijngaarden, bijna alle verdejo gesneuveld was, stapten de wijnbouwers in Rueda en masse over op de andere lokale held, de viuradruif. Belangrijkste eigenschap: minstens even saai als de verdejo, maar met een veel hogere opbrengst per hectare.
En zo kabbelde de witte wijnmakerij in Rueda rustig de 20e eeuw in. Tot nota bene een buitenstaander, de Marqués de Riscal, een grote naam uit Rioja, in Rueda de ideale plek zag om ambitieus wit te produceren. Eerst nam hij daarvoor de sauvignon blanc mee, een international die zich inderdaad prima op zijn gemak voelde in de relatieve koelte van de streek. Zijn frisse, pittige, levendige karakter zette de streek in één klap op de wereldwijnkaart. En in de schaduw van de spotlights kwam ook de verdejo weer tot bloei.
De Riscal herontdekte de duizendjarige en ook andere wijnmakers maakten weer kennis. Vooral dankzij de nu voorhanden zijnde moderne wijnmaaktechnieken weten zij de fletse verdejo inmiddels te verleiden tot een fantastische blanco. Oogsten gebeurt in de vroege uurtjes, vaak nog in het donker. De plukkers gaan dan met mijnwerkershelmen voorzien van een lamp, de wijngaarden in. De druiven worden verzameld in kleine plastic bakken, waardoor er minder kans ontstaat op kneuzing en de boel al begint te gisten. En tijdens het vervoer wordt er een ‘deken’ van stikstof over het fruit gelegd om contact met zuurstof tot een minimum te beperken, een procédé dat ook tijdens het feitelijke wijn maken wordt voortgezet.
Ondanks deze arbeidsintensieve manier van werken en de groeiende populariteit is dit wit uit Rueda toch nog alleszins betaalbaar. En wie dan bovendien een goede treft, kan zelfs van een koopje spreken. Dan tref je de fijne geur van vers gemaaid gras, reine claude, peertjes en appelen. Mooie, rijpe smaak en toch vief en monter. Lekkere citrus, wat bitters, peper. Zeer dynamische wijn.
Verdejo is een druif die naar z’n frisgroene (verde) heet, en eeuwenlang rustig in RUEDA groeide tot ruedawijn een paar jaar geleden in ene reuze populair werd, dankzij of ondanks jarenlange pogingen van het plaatselijke pr-bureau. Nu groeit hij niet alleen maar in Rueda, in wat je grofweg Noordwest-SPANJE kunt noemen, maar ook elders. Heeft wat van SAUVIGNON BLANC die op kracht- training heeft gezeten.