Volgens Ricardo Cotarella is de dolcetto d’alba een van de medeveroorzakers van de moeilijkheden waarmee de Italiaanse wijnindustrie te kampen heeft. ‘We zijn te hard van stapel gelopen met het op een voetstuk plaatsen van onze autochtone druiven. Dit is een strategie die tot niets leidt. Met onze eigen druiven kunnen we de strijd niet aan op hoog niveau en de vele wijnbedrijven zullen failliet gaan!’ Aldus doemdenkt deze vooraanstaande Italiaanse oenoloog en tevens verklaard voorstander van de internationalisering (lees: het aanplanten van wereldwijd bekende druiven als onder andere cabernet sauvignon, merlot en syrah) van de Italiaanse wijnindustrie.
Maar hij vindt weinig bijval. Toegegeven, Italië is, evenals Frankrijk en Spanje overigens, de laatste jaren een vaste klant geweest in Brussel. Miljoen hectoliters onverkoopbare wijn zijn er de afgelopen jaren voor crisisdistillatie aangeboden, maar dat overschot is vooral te danken aan het krimpen van de binnenlandse consumptie met 20 procent, het aanplanten van blauwe druiven voor rode wijn, terwijl wereldwijd de vraag naar witte wijn juist explosief steeg en een vergrijzing van de industrie.
Sanering van de Italiaanse wijnindustrie is nodig, maar dan vooral van de duizenden piepkleine bedrijfjes die werken met ouderwetse apparatuur en dito wijn maken. Het laatste echter dat moet gebeuren is het rooien van wijngaarden met die zo eigen druiven. Wel moet, om die eigenheid te helpen benadrukken, 21eeeuwse technieken gebruikt worden. Gebeurt dat immers ook niet in Frankrijk waar de door Cotarella zo geliefde cabernet sauvignon, merlot en syrah autochtoon zijn?
In Italië is men – de waarschuwende woorden van Cotarella ten spijt – dan ook druk doende om de ‘Italiaansheid’ van de Italiaanse wijnen verder te benadrukken en zo de ijzeren driehoek (eigenheid, doordrinkbaarheid bij de maaltijd en betaalbaarheid) weer op te poetsen. Ter illustratie: in Napels werd afgelopen mei zelfs een wijnbeurs gehouden waar de ‘eigen druiven beweging’ zich voor het eerst publiekelijk presenteerde met louter wijnen gemaakt van druiven met puur Italiaans dna.
Mauro Veglio uit Piemonte zou zich er thuis gevoeld hebben. Niet alleen omdat hij een protagonist is van de eigen druif, maar ook omdat hij binnen de streek bekend staat als een ‘modernist’. Zo gelooft hij niet in de ouderwetse, langzame, ‘warme’ vergisting van het fruit en rijping in oude, grote foeders. Veglio zweert bij een korte, heftige en rijping op roestvrij staal in combinatie met kleine eikenhouten vaten. Vanzelfsprekend heeft hij de beginselen van de biologische wijnbouw (waar Italië sowieso een voortrekkersrol inspeelt) omarmd. En filteren en klaren van de wijn is er niet bij.
Zo maakt Veglio bijvoorbeeld een verrukkelijke dolcetto d’alba. Een fluwelen zalfje vol donkere, mild bittere kersen, het zachte zuur van vlierbessen, het vlezige van paarse pruimen, een lichte rokerigheid en een delicaat zoetje. (Dolcetto betekent niet voor niets ‘kleine zoete’.) Een wijn kortom die de ijzeren driehoek laat hoogglanzen. Unieke geur en smaak, verrukkelijk bij osso buco en risotto of ravioli met wilde paddestoelen en zeer betaalbaar.
Net als BARBERA de huiswijndruif van PIËMONTE. En wat daar over het huiswijngebruik werd verteld, geldt ook hier. De ware, in al z’n eenvoud, is zeldzaam. En het is wel zeker dat ze die zelf opdrinken, want het bloed van een Piëmontees bestaat voor zeker vijftig procent uit dolcetto. Over de druif zelf is verder weinig spannends te vertellen; dat GALET tegen de oppositie in volhoudt dat dolcetto dezelfde is als DOUCE NOIR uit Frankrijk, daar gaat u niet rechtop van zitten. En de onoverzichtelijke verwarring of verwisseling met de CHARBONO is al bij de BONARDA verteld. Dolcetto is een Piemontese druif, voor het eerst genoemd in 1593, dat is het enige dat zeker is. Tijd voor KURKENTREKKER en GLAS. Tijd voor een dolcettotransfusie.