Eigenlijk de ideale appellation. Officieel onderdeel van de Bourgogne, en naast een beetje rode wijn van voornamelijk gamay een zee van chardonnay, die wereldwijd immens populaire druivensoort. Er is zelfs een plaatsje Chardonnay in Mâcon. Goed, het is allerminst zeker dat Chardonnay het geboortedorp is van de beroemdste witte druif, maar toch: chardonnay uit Chardonnay! Wat wil je nog meer op je etiket?

Toch wil het niet met de Mâcon. Wijnkenners halen hun neus ervoor op. En niet om aan de wijn te ruiken. Mâcon kennen ze hooguit als bord langs de snelweg, op de route van Bourgogne richting zuid, naar de beroemde cru’s van de Noord-Rhône; onderweg van grote wijn naar grote wijn. Kleine wijnen laten ze links liggen.

De fout van de verwende kenner: mâcon – net als elke chardonnay met enige ambitie – vergelijken met de beroemde bourgognes. Dom, want wijn is meer dan sap van druiven. De wijngaard waar die druiven groeien heeft ook veel invloed op geur en smaak. En, nee, mâcon is geen montrachet of meursault. Hoe graag producenten en proevers dat soms ook willen. Producenten in de hoop op hoge prijzen, proevers in de hoop op mâcon-‘montrachet’ voor een koopje.

Mâcon moet je vergelijken met Beaujolais. Beaujolais, dat vrolijke, onbezonnen neefje van bourgogne, is voornamelijk rood. Dus wat zoek je in Mâcon? Het vrolijke, onbezonnen neefje van witte bourgogne.

Jean-Baptiste Chaudet wist dat. Chaudet was van 1938 tot 1976 een van de beroemdste Parijse wijnhandelaren en hij hield van lekkere wijn – iets wat zeldzamer is dan je zou denken. Veel wijnhandelaren – en hun klanten – houden namelijk veel meer van beroemde wijn. Of van goedkope wijn. En het meest van een combinatie van beide. Zoals een mâcon die voor een koopje pretendeert op gelijke voet met grand cru bourgogne te staan.

Chaudet schrijft echter in zijn memoires Marchand de Vin (Parijs 1977, niet meer in de handel) dat hij de witte mâcons en andere ‘kleine’ bourgognes juist zo plezierig vindt omdat ze geen grote cru’s zijn, maar ‘licht, plezierig en makkelijk te drinken’. Geen wijn om jaren te bewaren, eerbiedig over te neuzelen, voorzichtig van te nippen, maar ‘kleine wijnen’ waar je gezellig nog een fles van opentrekt. Een vin des amis, een vriendenwijn, noemen ze dat in Frankrijk.

Vriendenwijn? Veel ‘kenners’ kennen het begrip niet eens. Geen wonder: jaren praten over de perfecte grand cru die je ooit hebt geproefd, maar denken dat de dagelijkse wijn er niet zo op aankomt. Daar maak je geen vrienden mee. De ‘kleine’ wijn heeft niet de nuances, complexiteit en verfijning van de grand cru – maar hij is alleen maar een vriendenwijn als hij, in al z’n bescheidenheid, ook perfect is.

Nicolaas Klei - Wijnwijs van A tot Z