Het is half zes in de ochtend. Ik kan niet meer slapen en een tikje nerveus sta ik mijn werkschoenen te poetsen. Met werkschoenen bedoel ik tegenwoordig die lompe, zware, bouwterrein-veilige schoenen waarvan je de veters tot halverwege je onderbeen dicht moet haken. Belachelijk om die te poetsen natuurlijk, wetende dat je er zo meteen weer mee door de wijngaard gaat ploeteren. Een bezoek aan één van de grote vijf uit de 1855 classificatie van Bordeaux staat op het programma. Een producent als Lafite Rothschild geniet van ongekende faam, daar wil ik niet op met m’n baggerpoten binnenlopen. Een fles gaat gemiddeld voor een bescheiden 500 euro per fles over de toonbank. Het is toch wel de sommeliersdroom om hier heen te gaan!
Onderweg in de bus ontstaat er een discussie onder aanleiding van mijn jongste klasgenoot. 21 jaar, een Belg, ietwat slungelig, pokdalig en met wat vlassig donshaar op zijn bovenlip. “Amai, waarom gaan we hier heen? Allee ik proef die 500 euro d’r sebiet niet vanaf!”. Ik stond zoals je begrijpt te klapperen met mijn oren. Hij had een punt natuurlijk. Maar hallo, we gaan naar DE (!!!) Lafite Rothschild, toon een beetje respect en wees een beetje dankbaar voor deze kans. Ik zou willen dat ik op dit soort momenten mijn mond kon houden. Maar nee. Voor ik het wist stond ik vooraan, met mijn sommeliershart vol passie, de eer van het chateau te verdedigen.
Daar gingen we dan, ietwat zenuwachtig met mijn gepoetste werkschoenen, stonden we voor de ingang van het chateau. De gouden hemelpoorten bleken meer een bescheiden hekje te zijn, maar dat mocht de pret niet drukken. Op de poort na was duidelijk dat deze mensen zwemmen in het geld. Daar waar elk ander wijnbedrijf één tractor per 15ha heeft, hebben ze er hier twee keer zo veel. Legers vast personeel in plaats van ingehuurde arbeidsmigranten. Iedereen strak in uniform. De perkjes netjes aan kant. Een wijnkelder die er meer uit ziet als een epische ronde tombe. En op mijn vraag of de ronde vorm een functie had, antwoordde de wijnmaker dat het vooral voor de sier was. Nou, dan weet je het wel. Als een stel toeristen grabbelden we allemaal naar onze telefoon om als een bezetene de setting vast te leggen.
Het moment is eindelijk daar, ze zijn de beroerdste niet bij Lafite en er gaan twee flessen 2002 open voor ons. We proeven in de wijnkelder, fantastisch voor de sfeer, voor analytisch proeven iets minder. Gewoon genieten van het moment dan maar. Ondertussen vraag ik me af; moet je dan echt een getrainde proever zijn om deze wijnen te begrijpen? En wat maakt dit nou eigenlijk zo speciaal, de historie, de beleving of echt de wijn zelf? Want laten we eerlijk zijn, met 122ha is er niet echt te spreken van schaarste.
Misschien is het een beetje van allemaal. Het is het moment, het is perfect en daarmee bijna een beetje saai. Het is indrukwekkend, maar mega elegant. Groots, maar fijntjes. Zelfs mijn Belgische klasgenoot is er even stil van. Niet heel veel later staan alle Instagram accounts vol met foto’s van ons bezoek. Conclusie: we zouden er zelf het geld niet voor neerleggen, maar man wat is het fantastisch. Het is gaaf om als student zo’n ‘best practise’ te zien. Te aanschouwen wat voor mogelijkheden je hebt en wat voor wijn je kan maken als geld geen rol speelt.
Moe en voldaan, met nog keurig nette werkschoenen, stappen we de bus weer in. Ik ben er altijd van overtuigd geweest dat je de wijnwereld pas snapt als je weet wat top is, maar ook wat heel matig is. Intens gelukkig met deze ervaring keren we weer terug naar onze studenten bunkers. Daar waar een restje matige Bordeauxwijn op me staat te wachten om deze dag mee te bezegelen. Het studentenleven gaat nou eenmaal niet over rozen. Maar hee, dat betekent dat het me een betere wijnprofessional maakt toch? Konden we maar elke dag Lafite drinken…
À bientôt!
Rianne