Barolo. De grootste Italiaanse rode. Dat wil echter nog niet zeggen dat een geruststellend kostbaar prijskaartje ook geruststellend is voor de smaakpapillen en de belendende percelen. Onlangs nog heb ik een liefhebber moeten teleurstellen. Na jaren geduld had hij speciaal een van zijn maagdelijke kisten barolo 1992 opengewrikt om mij er een fles uit te laten proeven. ‘Maar’, waarschuwde hij mij al, volgens hem was de rode Piemontees duidelijk ‘nog te jong’. Toen hij tijdens een proeverij de jeugdige editie van deze wijn geschonken had gekregen, had de verkoper trouwens ook al voorspeld dat deze ‘grootste rode wijn van Italië’ een ongekend ouderingspotentieel kende. En dat het destijds zo nadrukkelijk grimmige en zure na fiks wat jaren eenzame opsluiting in een donkere kelder plaats zou maken voor verfijnde geur- en smaaknuances. De liefhebber sloeg zijn Moleskine-kelderlogboekje er nog eens op na: ‘Drinken vanaf 2010, op zijn top 2030’ stond erin gekrabbeld. Onder een bedrag waarvan ik ook dacht dat het een jaartal was. ‘Misschien had ik ’m in een karaf moeten overschenken. Dan was-ie wat meer losgekomen,’ zei de gulle schenker bijna verontschuldigend. Nu gebeurde dat met mijn tandvlees en knauwde zijn barolo ook bitter op de tong. Korzelig monkelde hij langs de wangen. Wrang wrong hij zich langs de huig. ‘Wanneer denk jij dat-ie op dronk komt?’ En terwijl ik mijn mond weer in de plooi trachtte te krijgen, gaf ik hem het antwoord dat hij niet had willen horen: ‘Nooit.’ Al is het maar omdat 1992 voor Piemonte de boeken in ging als een dramatisch jaar voor de gebruikte nebbiolodruif. Overigens, voor wie zich niet wil verdiepen in de oogstkwaliteiten per druif of per streek is er een veel eenvoudiger beoordelingsregeltje: ‘Jong vies? Oud vies.’ Nu zijn er helaas veel barolo’s in omloop die behalve onbetaalbaar ook overpriced zijn. En dat zal nog wel erger worden: de nieuwe rijken uit China en omstreken beginnen barolo ook te ontdekken. Andere zijn weliswaar schier onbetaalbaar, maar de ware liefhebber zal deze iedere euro waard vinden. Ooit dronk ik er zo eentje (Falletto 2001 van Bruno Giacosa) in Osteria del Borgo in Carrù bij bolito, een eeuwenoud, traditioneel Piemontees gerecht dat zich het best laat uitleggen als gekookte koe waar alleen de hoeven van verwijderd zijn. Onvergetelijke ervaring, en bepaald niet dankzij in de inbreng van het rund. Maar bestaat er ook iets tussen overpriced en onbetaalbaar? Of belanden we dan in Noord-Italiaans niemandsland? Beslist niet. Neem deze van Burlotto. Toch een van de heel grote meneren ter plekke. Ik proef zijn wijnen al jaren en deze met nog meer graagte dan anders. Want uit een bijzonder goed jaar. Precies gemaakt. De geur van een boeket verse rozen langs de kant van een net geteerd weggetje. Dat onvergetelijke donkere fruit. Die perfecte zuren. De verfijnde bitters. En dan hebben we hier nog maar te maken met Burlotto’s instapmodelletje. Naar verluidt laat hij de druiven voor zijn Monvigliero en Cannubi (ook geproefd voor DGH 2020) nog met de voet persen. Lijkt mij een verademing als je net over een zojuist geasfalteerde weg hebt gelopen.