Korsič. Klinkt niet bepaald Italiaans. Klopt. Het zijn Slovenen maar ze wonen al generaties in het Italiaanse noorden. Ver hebben ze er niet voor hoeven reizen: hun domein ligt een paar kilometer vanaf de grens. In ieder geval zijn ze daar van meet af aan de handen uit de mouwen gaan steken om wijn te maken. In dit geval met de ribolla gialla, een druif die ze in hun thuisland als rebula kende.
Een zeldzaamheidje overigens. Halverwege de jaren negentig van de vorige eeuw stond er hier in het noordoosten van Italië, nog minder dan één procent van het totale wijngaardareaal mee beplant. Vanwege de hang van menig wijndrinker naar authenticiteit, eigenheid en regionaliteit thans gecategoriseerd onder het kopje ‘herontdekkingen’.
Eigenhandig geplukt. Eigen gisten gebruikt. Eiken genegeerd. RVS gelagerd maar wel sur lie. Levendig, viriel en sappig wit. Krakende zuren, een flonkerende mineraliteit en lekkere lofbittertjes. Een milde kruidigheid. Een licht zilte afdronk. Met dank aan de ponca, een mengsel van mergel, zandsteen en fossiele schelpjes waarin de ranken hebben mogen aarden.