Grauburgunder. Dat is natuurlijk eigenlijk helemaal geen naam voor een wijn. Ook niet als deze van een druif van dezelfde naam wordt gemaakt. Want grauburgunder klinkt toch enigszins als een sombere mopperaar die in een geblindeerde kamer kliekjes aan het opwarmen is. Het wringt ook een beetje. Grau: grijs, vaal, groezelig en smoezelig… Dat is toch niet wat we ons voorstellen bij die Bourgondiër waarmee we een lettergreep later worden geconfronteerd. En – nog meer argwaan – zou die wijn misschien ook zo smaken?
In landen buiten Duitsland waar dezelfde druif ook wat wijngaarden kreeg toegewezen, hebben zijn verzorgers daar wat op gevonden. Zij voorzagen de grauburgunder van een alias. In de Elzas noemden ze hem pinot gris. In de Loire en in de Jura vonden de wijnmakers malvoisie daarentegen beter klinken. En in Zuid-Afrika, Californië en Italië is de druif pinot grigio gedoopt.
Nu klinken die namen wel kleurrijker dan grauburgunder, de prestaties daarentegen ontstijgen de grauwe middenmoot veelal niet. Toch is pinot grigio vooral in het land van Trump (die overigens geheelonthouder is terwijl ie toch twittert als een dronken aardbei) momenteel aan een ongekende opmars bezig. Waarschijnlijk omdat het in het Amerikaans zo lekker bekt. Dat het spul qua ‘mondbeleving’ overigens niet verder reikt dan ‘waterig en schraal’ schijnt de chardonnay-lovers er niet van te weerhouden massaal over te stappen.
Nee, dan toch liever een grauburgunder. Negatieve associaties schuif ik graag ter zijde als ik deze van Julia en Johannes (J2) Landgraf proef. Kraakvers, sappig geel fruit, aangename grapefruit, peren op sap, amandeltjes-gries en viriele zuren.