Viognier, beroemd geworden in Condrieu, de noordelijke Rhône, wordt wel beschouwd als de diva onder de druiven. ‘Maar wel eentje die buien kan hebben waar die van Maria Callas bij in het niet vallen. Tref je haar op een slechte dag dan ruikt ze als goedkope eau de cologne en smaakt ze als Palmolive-zeep die opgelost is in wodka,’ noteerde wijnschrijver Stuart Pigott ooit. Dan is viognier niet meer dan een goedkoop soapsletje met uitgelopen make-up. Lomp in de mond, met dijen als volle fietstassen, schreeuwerig door een overdosis alcohol, een vermoeiende, te nadrukkelijk aanwezige tafelgenoot.
Viognier vraagt, om in showbizzjargon te blijven, om een goede manager. Zoals Rhône-magiër François Villard die haar vervolgens precies op tijd ‘brengt’. Niet te vroeg plukt bijvoorbeeld, omdat dit wel voor voldoende ‘zoet’ zorgt, maar vervolgens het unieke aroma doet ontberen. Ook is voorzichtigheid met eiken geboden. Gek genoeg heeft de diva het niet zo op de planken. Niet of nauwelijks gebruiken, is het devies. Een wijn die zo geurig en smaakvol is, heeft immers helemaal geen extra smaakmakers nodig. Dan proef je pure abrikoos, fijne perzik, de milde zoete peperigheid van goed gestemde stemgember, de verfijnde zuren. De contouren van een wereldwijd succes tekenen zich af.