Dr Bourgondische druif pinot noir heet in Duitssprekende landen spätburgunder. Spät - laat - omdat hij later rijpt dan de (zeldzame) vroege pinot noir, de fruhburgunder. Z’n andere naam is blauburgunder, om ‘m te onderscheiden van de grau- en de weissburgunder, de pinot gris en de pinot blanc. Heel soms is de druivenwereld best een beetje overzichtelijk.
Hoe je ‘m ook noemt, pinot noir is een lastpost. Hij houdt best van warm weer, zoals allew druiven, alleen smaakt z’n wijn dan niet goed. Log, zwaarmoedig. Maar iets te fris en hij wordt niet rijp en geeft zure wijn.
In Bourgogne en het min of meer naburige Baden zijn de omstandigheden precies goed. Nou ja, in de jaren dat het niet te warm of te koud of te nat of te droog is, En als hij in handen is van een bekwaam wijnmaker.
Want pinot noir smaakt namelijk naar niks. Daardoor kan hij, zoals dat zo mooi het, het terroir, het karakter van de wijn gaard, naar de wijn vertalen. Goede pinot-noir-wijn smaakt naar z’n herkomst. Maar dan moet je ‘m wel heel veel zorg en aandacht geven in de wijngaard en de daarna in de wijnkelder.
Doen ze hier. En hoe. Een werkelijk weergaloze spätburgunder, waarvoor menig grootse bourgogne eerbiedig het oofd buigt. Hier proef je hoe pinot noir op z’n best smakt. Naar verfijning. Naar details. Naar de zorgvuldigheid waarmee hij is gemaakt.