20 juni 2022, 05:00 uur. Ik wek voorzichtig mijn vader van 81 en vraag hem of we alvast kunnen gaan. De melding op mijn telefoon zegt: ‘Het kan zijn dat u uw vlucht heeft gemist…’ Geen tijd te verliezen. Op naar Schiphol. Mijn ouders wonen vlakbij dus was de nacht daar doorbrengen, hoe kort ook, een praktisch idee. Ik sluit aan in een schuifelende rij gevuld met gelatenheid, stress, slaaptekort en blinde paniek. Mensen die al (nep) bellend voordringen, onder linten door kruipen, koste wat kost hun vlucht proberen te halen. Zoals Cruijff altijd al zei: ‘Als je te laat bent, moet je eerder vertrekken.’
Eenmaal langs security - zo’n anderhalf uur later - keer de rust terug. Tijd zat, op naar gate B15. Daar aangekomen, blijkt dat C16 te zijn geworden. In marstempo terug, want best een eindje lopen. Weer een melding: mijn vlucht is vertraagd. Ontspan, alles komt goed.
Vanuit het vliegtuigraampje rechts zie ik onmiskenbaar Venetië onder me door glijden. Welkom in Italië. ‘Mister Van Laatum?’ Yip. In een grijze VW Polo rijdt Beatrice van het pr-bureau me richting snelweg. ‘Nog even een collega ophalen.’ Sure. We stoppen, we wachten, we keren en vervolgen na dezelfde ingewikkelde lus onze route. Het landschap is vlak, met veel dorre graanvelden, industrie en toch al wat wijnbouw. Talloze tolwegen voorkomen een vlotte doorgang. Het is klam en warm, 36 graden, en nog steeds ochtend als we doorsturen richting Verona. Eindbestemming? Nee, eerst nog een Britse wijnjournalist ophalen op het vliegveld daar. Paul vliegt in vanuit Schotland. Nice to meet you. Na een snelle lunch met een eerste espresso zet Paul zich op de plakkerige achterbank en gaan we door, verder noordwaarts. Richting het groen, de bergen en wijngaarden. De azuurblauwe rivier de Adige slingert zich tussen de dalen door en verraadt onze werkelijke eindbestemming: Alto Adige ofwel Südtirol. Ineens zijn we van Italiaans naar Duits gegaan, taaltechnisch gezien dan. Hoewel, Duits… Er heerst een lastig verstaanbaar dialect gebaseerd op Duits, laten we het daarop houden. We koersen richting de Brennerpas, waar heel Europa zich een weg naartoe lijkt te wurmen. Ik lees in een minuut of vijf op passerende kentekenplaten: CH, RO, I, D, A, NL, PL en zo heb ik er vast nog een paar gemist. Dan arriveren we in Tramin an der Weinstrasse, dat is serieus de officiële plaatsnaam daar. In het Italiaans: Termeno. Want alles staat hier tweetalig aangegeven. Handig.
Het is 4 uur ‘s middags en we checken in in ons bescheiden hotel dat het meest wegheeft van een wintersportappartment, niet heel gek. Ik ben 11 uur onderweg en de dag moet eigenlijk nog beginnen. We zijn te gast bij Cantina Tramin. Een wijncoöperatie, de norm hier in Noord-Italië, waarin zo’n 200 families zich verenigd hebben.
Fast forward naar 21 juni. Na een nacht met weinig slaap door de laaghangende warmte in de kamer in combinatie met zo’n niet-ademend hotelbed haast ik mij de bus in. Kennelijk had ik de mededeling ‘We vertrekken morgenochtend om acht uur’ gemist. Iets van ontbijt of koffie zit er niet. Bovendien komen we hier niet meer terug dus het is letterlijk inpakken en wegwezen. In twee achtpersoonsbusjes haasten een twaalftal internationale wijnschrijvers en hun begeleiding zich nog verder de bergen in. We gaan op avontuur naar een oude zilvermijn, waar meerdere jaargangen van de beroemdste wijn van Cantina Tramin ligt te rijpen: Epokale. Een fenomenale Gewürztraminer waarbij jaargang 2009 van team Robert Parker de maximale score kreeg: 100 punten.
Na anderhalf uur mogen we eruit en kiepen even enkele espresso’s naar binnen met stukjes Oostenrijks aandoend gebak. Breakfast! Het programma wacht op niemand en dus stappen we enkele minuten later in grote groene kaplaarzen, hijsen ons in zilveren jassen en krijgen een helm met koplamp aangemeten. We kunnen gaan. Niet helemaal, eerst weer terug de bus in. Opnieuw rijden, een half uur écht de bergen in. Onverharde weggetjes, niet veel breder dan de bus, met een spannend afgrondje hier en daar. We schrijven 1976 meter boven de zeespiegel als we parkeren. Zijn we er dan nu? Bij de zilvermijn ja, alleen nog naar binnen. Wat foto’s rondom en dan hup, een treintje in. Past net. Door het vele winnen van zilver, wat sinds een jaar of 40 niet langer rendabel is, is deze berg eigenlijk een soort Emmenthaler, vertelt de gids ons. Een Zwitserse gatenkaas. Ik betwijfel of me dit nu meer op mijn gemak stelt. Goed, de gang erin. Het ratelt, het rammelt, het kraakt. Praten is niet langer mogelijk. Houten bankjes maken planken van onze zitvlakken. Het is er stikdonker en de temperatuur daalt een graad per minuut dat we rijden. Na een kwartiertje stoppen we en zijn we tweeduizend meter de berg in gereden. Niet voor niets liggen hier die wijnen, het is er jaar rond 11 graden met 90 procent vochtigheid. Ideaal - voor wijn, niet voor mensen. Dan, lopend verder. Door voor mij steeds net te lage gangen, oppassend voor oude rails, diepe plassen annex modderige valkuilen. De sfeer is spookachtig, sinister bijna. In een beschimmelde zijgang liggen de wijnflessen daar ineens, zonder etiket, heel praktisch in plastic kratten langs de kant opgestapeld. Geplastificeerde kaarten geven aan om welke jaargang het gaat. Gemiddeld ligt elk oogstjaar er zo zes jaar te rijpen voordat deze het daglicht weer mag zien. Dat betekent dus een keer per jaar de gebottelde flessen erin en een keer per jaar de gerijpte flessen eruit. Lopend, sjouwend, bukkend van en naar de trein. Klinkt nauwelijks als een romantisch sprookje of een al te gelikt marketingverhaal. Dan hadden ze het zich wel makkelijker gemaakt, lijkt mij. En aantrekkelijker. Met mooie verlichting, schitterende gewelven en luxe toeristentreintjes.
Niets van dat al. Op de terugweg, modderend naar de trein, raak ik even los van de groep en is het ineens stil. En donker. Geen koplamp te zien of stem te horen, behalve die van mezelf. Ik heb toch niet ergens een afslag gemist? Ik maan mezelf tot rust. Tot geduldig afwachten. Na enkele minuten die voelen als uren verschijnt een zwak licht in de diepte, en duiken stemmen op uit het niets. Ik zit goed.
In omgekeerde volgorde speelt de terugreis zich af. Treintje, bus, omkleden. Er is een lunch geregeld, daar ben ik aan toe! Snel nog even naar de wc. Eenmaal aan tafel zet iedereen zich in rap tempo aan gerechten uit de Alpine keuken. Maar waar is mijn bordje? Bleek dus dat de bestelronde plaatsvond terwijl ik stond te urineren. Kans gemist? De terugvlucht is aanstaande, dus haast is geboden. ‘Nee, dat lukt nog wel. Wat wil je eten?’ Een Wiener Schnitzel graag. Terwijl mijn tafelgenoten de laatste happen naar binnen werken komt mijn bord dampend op tafel. Ik red het tot een van de twee met zorg geplette lappen vlees en ongeveer de helft van de riant opgetaste berg frites. ‘We moeten nu wel echt gaan.’ Nog kauwend pak ik mijn spullen en schuif als laatste aan in de bus. De berg af, op naar Verona, want een deel van de Britse en Duitse delegatie vliegt daarvandaan. Paul en ik vanaf Venetië.
Wat begint als een voorzichtig regenbuitje wordt een snoeiharde hagelbui. Je zal weten dat je in de bergen bent. Het kwik daalt naar 15 graden. Voortsukkelend verkeer en een file aan vrachtwagens maken de resterende tijd voor de eerste vlucht niet veel ruimer. De bui stopt, het gas kan er weer op als we de snelweg opdraaien. Door het Eisacktal, langs Brixen, terug naar 31,5 graden. Maak daar niet veel later 35,5 graden van. Met een defecte airco. Waarbij ik de mazzel heb voorin naast de chauffeur te zitten, in de volle zon. Terwijl het landschap saaier wordt, lopen de zweetdruppels in straaltjes langs mijn slapen en drink ik het laatste beetje lauwwarme bruiswater uit mijn flesje op. Mijn rug zit vastgeplakt aan de zitting. Iedereen zegt het, het was zelden zo heet hier in deze tijd van het jaar. In de bus praat niemand. Er wordt geslapen, gesukkeld en geswiped. Zo ongeveer het Gardameer passerend bereiken we iets na half vier ‘s middags Verona Airport: drie eruit, twee te gaan. Ik schuif snel een rijtje naar achter in de bus, uit de zon - in de relatieve koelte. Op naar Venetië.
Bye Paul, have a good trip home. Op het vliegveld rond ik nog even snel een artikel af voor De Grote Hamersma (mijn vorige) tijdens het wachten voor het boarden. Eenmaal aan boord, vertraging. Zul je zien. Hallo, ik heb een aansluitende vlucht in Zürich te halen! Die is ook vertraagd, of wacht ‘op mij’ omdat de onze te laat was. Je weet maar nooit. Het geeft hoe dan ook net voldoende speelruimte. Met lange passen overbrug ik de afstand naar de juiste gate. Ik stap aan boord en ik zie aan andere passagiers dat ze er al een tijdje zitten, en niet voor hun lol.
Tegen 23:00 uur land ik op Schiphol en moet niet veel later rennen om nog net de trein van 23:36 uur te halen. Je raadt het al: +5 minuten. Hoe dan ook, ik zit. Leiden Centraal, Den Haag Centraal. Verwachte aankomst: 23:56 uur. Dat geeft me twee minuten om vandaag nog de tram te halen. Ook die is iets later en zo red ik ook deze verplaatsing. Nog 25 minuten door de stad en een stukje lopen. De koele Haagse nacht voelt aangenaam, het thuiskomen ook. De langste dag is voorbij, het is woensdag 22 juni. Bedtijd.
Wil je wat moois beleven, wil je iets goeds maken, dan moet je moeite doen. Dat kost inspanning, doorzettingsvermogen en gaat soms niet zonder afzien. Alleen dan produceert de wijnmaker die fantastische wijn, en beleeft de wijnschrijver een avontuur dat beklijft. Want ja, ik had een geweldige ervaring daar. Een die me inderdaad bijblijft. Niet alleen omdat ik langer in transit was dan daadwerkelijk in de wijngaard, aan de proeftafel, aan het diner. Of in de zilvermijn. Alle hoogtepunten, schoonheid en glorie heb ik er omwille van het verhaal uitgelaten. Dat zou alleen maar afleiden.
Rest je nog één vraag waarschijnlijk: Wat is hier nou groen aan, Niels? Dat zou kunnen zijn hoe ik me voelde na een avondvullend programma met te veel gewürztraminer. Of omdat de natuur hier zo prachtig is. Of omdat biologisch werken in Alto Adige best prima gaat. Het kan beter, maar zo’n acht procent van de 200 Tramin-families werkt zo, een deel ook biodynamisch, en dat aantal neemt snel toe. Ook verzekerde de hoofdwijnmaker me dat niemand herbiciden gebruikt. Goed zo. En dat ze er bewust werken aan ondergroei tussen de wijnranken voor een betere balans in de wijngaard. Zelf gezien, trouwens. Hoe dan ook, kies zelf maar welk groen je wilt. Ik laat het aan jou. Behalve groen van jaloezie, die gaat niet op. Nooit. Fijn weekend.
Niels van Laatum