Pas in 1982 verwierf Ribera del Duero streek zijn Denominación de Origen-status. Het stadje Aranda de Duero, niet ver van Valladolid, stond eerder slechts bekend om zijn buitengewoon slechte rosé.
Tegenwoordig bezitten de meeste topproducenten daar hun wijngaarden en noemen ze het ‘the golden mile’. Iedere wijnmaker die we vragen hoe het komt dat Ribera del Duero zo anders is dan andere Spaanse wijngebieden geeft hetzelfde antwoord: de uitersten. De Spaanse hoogvlakte kent een korte zomer waarin temperaturen van veertig graden worden geklokt. De nachten noteren vaak dertig graden lager. Winters noteren min twintig. Vaak is er sprake van vorst in de lente.
Echter, de tinto-finodruif, beter bekend als tempranillo, heeft zich aan het klimaat en het leven op 700 tot 800 meter hoogte aangepast. In handen van vaardige wijnmakers – werkzaam bij inmiddels driehonderd domeinen – geeft deze vaak fraai, geconcentreerd en precies rood, waarin het fruit schittert.
En de wijnmakende broers Rodrigo en Asier Calvo horen tot die groep. Naast tempranillo gebruiken zij ook garnacha en albillo mayor waarvan zij het sap negen maanden lageren op eiken. Het levert een donkere pageturner op met bladzijden cassis, pruimen, cacao, fijne bitters en voorzien van een suède omslag.