Rosé was ooit bijvangst, nota bene met name in Bordeaux overigens. Voordat het zich echter die status wist te verwerven, bevond het zich zelfs nog lager in de wijnpikorde: het was afval. Om sterk, geconcentreerd en donkergekleurd rood te krijgen, lieten de lokale producenten hun wijn ‘bloeden’ (saigner). In de beginfase van het wijnmaakproces werd dan een deel van het jonge, licht getinte sap afgetapt en vervolgens weggegooid. Tot er iemand eens een glas onderhield, de inhoud als fruitig, sappig en verfrissend ervoer en deze besloot te bottelen: rosé de saignée zag het levenslicht.
Eerst reikte de faam niet verder dan de plaatselijke horeca, maar de rest is geschiedenis. Ook in Spanje is deze techniek gekend. Al spelen daar de bloedvaten geen rol, maar de traanbuizen. Daar gaat een dergelijke rosé als ‘huilrosé’ door het leven, rosado de lágrima. Zoals deze. En dat levert bepaald geen kinderachtige rosé op. En ook de kwaliteit is niet om te huilen. Integendeel. We hebben voor de verandering nu eens niet te maken met zo'n doorkijkversie. Of met de bloedarmoede-look.
Er is knalroodpaars dat in het oog springt. En de smaakpapillen op hun beurt springen in de houding. Stoere, straffe, serieuze aanpak. Bittere kersen, groene kruiden, krachtdadige bramen, hogglanzende zwarte bessen en zowaar echte tannines. Echte wijn zodoende en bepaald geen non-descript aperitiefje.